Het is oorlog maar niemand die het ziet

Home > Other > Het is oorlog maar niemand die het ziet > Page 7
Het is oorlog maar niemand die het ziet Page 7

by Huib Modderkolk


  José Robbe loopt net revalidatiecentrum Rijndam uit als een man en een vrouw op haar afstappen. Robbe werkt hier enkele jaren als verpleegkundige. Elke dag fietst ze negen kilometer vanaf haar huis in Barendrecht naar de Westersingel in Rotterdam, een tocht van drie kwartier. Ze staat met de fietssleutels in haar hand als de man en vrouw haar aanspreken. Het is dinsdagmiddag 20 maart 2012, tien over één.

  ‘Bent u mevrouw Robbe?’

  Ze knikt.

  De vrouw, gekleed in een spijkerbroek en zwart windjack, zegt dat ze van de politie is. ‘Ik wil u even spreken. Het betreft uw zoon Edwin: we gaan hem aanhouden.’ Verstijfd blijft Robbe staan. De politieagent vraagt of ze mee wil komen. Ze stemt schoorvoetend toe, laat haar fiets staan en loopt mee.

  Bij de politieauto vraagt de agent of ze haar huissleutel wil afgeven. De politie wil haar zoon thuis overvallen en meteen arresteren. Zodra Robbe achter in de donkere Volkswagen zit, vraagt de mannelijke agent: ‘Waar is de kamer van Edwin?’ Haastig legt ze uit dat deze op zolder is en niet van binnenuit op slot kan. Dat lijkt belangrijk te zijn voor de agenten. Die knikken. Robbes gedachten schieten alle kanten op. Dus toch iets met die computer, gaat het door haar hoofd.

  De politieagent zegt dat ze niet moet schrikken straks. Er zullen veel agenten zijn. En die zullen ook nog wel een tijd in haar huis blijven. Ze vraagt of Robbe getuige van de aanhouding wil zijn. ‘Nee,’ zegt ze bedrukt. Natuurlijk niet, denkt ze. Ze heeft het gevoel dat ze haar zoon heeft verraden. Ze wil niet ook nog toekijken hoe hij wordt afgevoerd. En dus rijden de agenten naar het Muziekplein voor de Dirk van den Broek in Barendrecht, op 500 meter van haar huis. Zodra ze aankomen, loopt een vrouw met blond krullend haar in spijkerbroek en eenzelfde zwart windjack op de auto af. Het is fris buiten, de vrouw heeft de mouwen van haar jas over haar handen getrokken. Ze vraagt vriendelijk of ze de voordeursleutel mag hebben. Robbe kan niet anders maar voelt zich ellendig als de agenten op weg gaan naar het huis waar haar zoon op zolder zit. Hij is haar oudste zoon. Een zeventienjarig kind met zorgen.

  Zeven agenten posteren zich voor een twee-onder-een-kapwoning aan de Menuethof in Barendrecht. Nog eens twee agenten stellen zich op bij de schutting aan de zijkant. Een politieman in een onopvallende Volkswagen aan de overkant van de straat filmt hoe de zeven naar binnen sluipen en er even later drie agenten met Edwin tussen zich in naar buiten komen. Hij verzet zich niet. Een buurman filmt het tafereel vanuit zijn slaapkamerraam.

  Edwin wordt naar het arrestantencomplex in Houten gebracht. Dan betreedt José Robbe de woning. Verdoofd neemt ze plaats op de bank in de woonkamer. Een uur geleden wilde ze nietsvermoedend op de fiets stappen. Nu kijkt ze toe hoe agenten in kastjes graaien, de trap op lopen en usb-sticks, cd-roms en telefoons in plastic zakken stoppen. Haar zoon is inmiddels onderweg naar het politiebureau.

  *

  Jaren later zit ik met José en haar man Ruud Robbe in hun doorzonwoning in Rotterdam. Ze vertellen over Edwin. Hij is er niet. In de boekenkast steekt één boek opvallend uit: het is Tonio, de roman van A.F.Th. van der Heijden over zijn overleden zoon.

  Ik had Edwin opgespoord via een bron, kreeg zijn telefoonnummer en was na meerdere pogingen met hem in contact gekomen. Eerst reageerde hij niet op mijn WhatsApp-berichten, totdat hij via een ander nummer een bericht terugstuurde. Ik wilde van hem horen waarom hij KPN had aangevallen en in crisis had gestort. Waar hij z’n kennis vandaan had. En hoe het verder was gegaan na zijn arrestatie.

  Het contact verliep stroef. De ene keer was hij uitbundig en innemend, dan weer afstandelijk. Soms antwoordde hij dagenlang niet op WhatsApp. Hij bleek in Azië te zijn. Eén keer hadden we contact via Skype. Ik wilde hem graag ontmoeten. Dat wilde hij ook, zei hij.

  Het zou er nooit van komen. De crematie van Edwin vond een paar maanden geleden plaats. Ik spreek nu voor de tweede keer zijn ouders. Het verdriet over hun geadopteerde zoon dringt zich tijdens het gesprek af en toe schokkerig op. Vader Ruud worstelt met gewetensvragen: hij is de laatste die Edwin heeft gezien.

  *

  Edwin is nog geen jaar oud als hij wordt weggehaald bij zijn biologische moeder. Ze is minderbegaafd, alleenstaand en kan niet goed voor hem zorgen. Ze raakt hem maandenlang niet aan. José en Ruud Robbe nemen hem op als pleegzoon. Zij werkt in de zorg, hij als chemisch technoloog bij een bedrijf dat pigment uit erts haalt. Ze hebben zelf geen kinderen en willen hem een liefdevolle plek geven.

  Maar Edwin is een kind met zorgen. ‘Ik heb altijd gedacht dat zijn angsten al vroeg zijn ontstaan. Hij heeft zich nooit aan mensen kunnen hechten,’ zegt José. Hij klaagt vaak over buikpijn. Zijn ouders bezoeken talloze keren de huisarts en het ziekenhuis. Telkens volgen er medische onderzoeken. Een glutenallergie wordt als mogelijkheid gegeven. ‘Ik denk dat het eerder psychisch is geweest. Edwin was vaak angstig, maar artsen zochten naar lichamelijke oorzaken,’ zegt José.

  Edwin is anders. Dat zien zijn pleegouders en ook zijn leerkrachten. Een mentor vraagt op een ouderavond: ‘Wat is er toch met hem? Hij heeft bijna geen vrienden.’ Hij is vaak alleen. Zijn broertje, ook een pleegkind, is expressiever en socialer. Als er al een keer vriendjes komen spelen bij Edwin, dan gaan ze uiteindelijk met z’n broertje spelen. Edwin verkrampt bij mensen, wordt stil en trekt zich terug.

  Sporten of buiten spelen doet hij nauwelijks. Liever zit hij op zolder achter de computer. José en Edwin laten het toe: ze zijn blij dat hij iets heeft dat hem interesseert. Zelf hebben ze geen enkele ervaring met het apparaat. Ja, ze gebruiken het af en toe om een mail te verzenden. Of om naar een vakantie te zoeken. Dat is het wel.

  Na de technische leergang op het plaatselijke vmbo begint Edwin in de zomer van 2010 een ICT-opleiding aan het Albeda-college in Rotterdam. Hij wil ‘iets’ met computers gaan doen. Hij mag een computer uitzoeken die hij zelf bij de bekende pc-shop Alternate in Ridderkerk samenstelt: zware geheugenkaart erin, krachtige processor. Het apparaat komt op zijn slaapkamer te staan. ‘Dat is misschien wel onze grootste fout geweest,’ zegt José.

  Edwin gaat volledig op in zijn nieuwe aanwinst. Alleen voor het eten komt hij naar beneden. Af en toe vangen zijn ouders een glimp op van wat hij aan het doen is: vooral spelletjes waarin mensen met grof geweld worden afgemaakt. Pretparken bouwen en dan mensen vanaf de attracties naar beneden gooien. Ook veel spellen waarin geschoten wordt. ‘Op zijn opleiding besteedden ze ook aandacht aan ethiek,’ zegt Ruud. ‘We dachten dat het wel goed zou komen.’

  In het najaar van 2010 krijgen ze een brief van internetprovider KPN: hun internet wordt geblokkeerd. KPN heeft ‘malicieuze activiteiten’ waargenomen via het ip-adres van de familie Robbe.

  Edwin doet het af als onzin. José probeert door te vragen. Hij strooit met technische termen: zijn ‘WPA2-sleutel’ zou door onbekenden gestolen zijn waarna die misbruik hebben gemaakt van de internetverbinding. José begrijpt het niet en laat het erbij. Het is moeilijk om tot Edwin door te dringen.

  KPN is vasthoudender. Het ‘abuseteam’ van het bedrijf gelooft de uitleg van Edwin niet en doet zelf onderzoek. Edwin heeft met een gehuurde server een aanval op bakabt.com uitgevoerd. Deze website biedt films- en programmadownloads aan. Zijn verklaring: hij mag de beheerders van de site niet.

  Edwin heeft zoveel datapakketjes naar de site gestuurd dat die overbelast raakte en niet meer functioneerde. Het is een zogenaamde DDoS-aanval, die het beste te vergelijken is met het ontstaan van een file: een weg kan maar een maximale hoeveelheid auto’s aan. Worden het er nog meer, dan loopt het verkeer vast en staat iedereen stil. Dat geldt ook voor internet, alleen is de weg dan digitaal en gaat het verkeer erover naar een website.

  Het uitvoeren van een dergelijke aanval is strafbaar. ‘Edwin is erg actief op het internet, samen met wat vrienden. In sommige gevallen worden zij omschreven als een groepje hackers,’ mailt een KPN-medewerker aan Ruud. ‘Wij vragen ons af of hij zelf ziet wat de gevolgen van zijn acties kunnen zijn. We verzoeken u het gesprek met hem hierover aan te gaan.’ Dat doet Ruud. ‘Ik heb een indringend gesprek met hem gehad. Hij is een gevoelige jongen en begint langzaam in te zien dat hij zich schuldig heeft gemaak
t aan een ernstig vergrijp,’ mailt hij terug. Hij spreekt af dat Edwin zijn computer drie maanden niet mag gebruiken en dat hij het apparaat verplicht laat opschonen door een expert. ‘Ik ben computeranalfabeet,’ besluit Ruud zijn mail. ‘Hebben jullie een suggestie wie me kan helpen met het opschonen van zijn computer?’ Daar antwoordt KPN niet op.

  Z’n ouders merken dat er iets broeit. Edwin is geërgerd, komt nauwelijks van zijn zolderkamer af. Als de computerverbanning voorbij is, zit hij meteen weer tot wel twaalf uur per dag achter de pc. Hij lijkt onverschillig, weigert uit te leggen wat er is. Op de opleiding kan hij zijn draai niet vinden. Veel gebeurt er klassikaal en in groepjes: dat is niets voor hem. Hij werkt liever zelfstandig. Over de leraren is hij laatdunkend. ‘Ik heb meer verstand van computers dan al mijn docenten bij elkaar,’ zegt hij op een avond tegen zijn ouders. Ook heeft hij weer last van buikpijn. Hij slikt oxazepam, een angstremmer, om rustig te worden en te kunnen slapen.

  In de zomer van 2011 stapt hij met instemming van zijn pleegouders over naar een ICT-opleiding op het Zadkinecollege in Rotterdam. Daar krijgen studenten meer vrijheid: ze kunnen zelfstandig aan opdrachten werken. Maar ook daar gaat het niet goed. Edwin wordt steeds neerslachtiger. Hij ligt veel op bed en bestelt online diazepam, chemische en natuurlijke oliën om zichzelf te verdoven. Een geraadpleegde arts adviseert zijn ouders om hem zo veel mogelijk te laten rusten als hij moe is.

  Wat hij precies doet, weten ze niet. Ze denken dat hij online goede contacten heeft. Hij vertelt weleens over iemand uit Engeland of Australië. ‘Eindelijk sociaal contact,’ verzuchten ze. Maar toch zien ze geen vreugde bij hem. Ze vertellen elkaar dat hij ruimte nodig heeft. Dat hij heus plezier heeft en goed is met computers. Maar als hij weer eens een volle dag achter de computer heeft gezeten, zijn ze de wanhoop nabij. ‘Zullen we de stroom eraf halen?’ vragen ze ’s avonds meer dan eens aan elkaar.

  *

  Waar de computer voor zijn ouders puur een gebruiksartikel is, is het voor Edwin de toegangspoort naar avontuur, begrip en vooral erkenning. Hij kan ermee doen wat hij wil. Wil hij spellen spelen, dan start hij Windows op. Maar vaker kiest hij voor Linux, het besturingssysteem waaraan hij verknocht is. Hij opent er verschillende virtuele machines waardoor hij meerdere rollen kan aannemen. Hij komt op fora in contact met gelijkgestemden: jongeren van over de hele wereld die de hele dag achter de computer zitten en online de aanspraak hebben die ze in het dagelijkse sociale verkeer niet hebben. Het zijn veelal teruggetrokken en stille types. Zich verschuilend achter zelfbedachte identiteiten spreken ze over computers, meisjes, uitgaan, en verzinnen ze trucjes om andermans computernetwerk binnen te komen.

  Edwin is online XS of YUI — een verwijzing naar de Japanse zangeres Yui, op wie hij erg gesteld is. Als YUI is hij anders. Brutaler, zelfverzekerder. De stille Edwin met zijn verlegen lach komt achter de computer tot leven. Gedurende 2011 ontmoet hij op chatkanalen de Australische ‘Dwaan’ en Amerikaanse ‘Sabu’. Ze praten over hackacties en de jongens laten Edwin zien waar ze binnen kunnen komen.

  Vooral Sabu is een grote jongen in de digitale wereld. Hij runt hackerscollectief Lulzsec, een groep van zes mensen die in 2011 diverse organisaties onder vuur neemt. Lulzsec dringt websites van grote bedrijven binnen om de gebrekkige beveiliging aan de orde te stellen. Soms is het lichtvoetig en pesterig, maar soms heeft de baldadigheid serieuze gevolgen. De groep maakt de gegevens buit van ruim 70.000 Amerikaanse deelnemers aan het populaire tv-programma X-Factor, nadat de zwarte rapper Common er volgens Lulzsec is beledigd. Ook valt Lulzsec — een samenvoeging van Lulz, ofwel ‘lol,’ en ‘security’ — het netwerk van Sony’s Playstation en de website van de CIA aan.

  Diverse opsporingsdiensten zitten achter Sabu aan. Maar hij houdt, net als Edwin, zijn werkelijke identiteit verborgen. In de chatkanalen — bij sommigen is een wachtwoord nodig — hebben alle jongens aliassen. Ook gaan ze niet rechtstreeks met hun thuisverbinding naar het chatkanaal toe: daarvoor gebruiken ze een VPN, een beveiligde verbinding. Edwin verbindt eerst met een VPN-server, waarna hij anoniem het internet op gaat. Het vergt enige discipline: één keer vergeten om de VPN aan te zetten en zijn ip-adres in Barendrecht is voor iedereen zichtbaar.

  Gaandeweg komt hij op de chatkanalen terecht waar de grote jongens zitten. Het is belangrijk om eerst het vertrouwen van de hackers op het kanaal te winnen: politiediensten proberen ook onder valse namen mee te praten. Edwin, dan 16, schuurt tegen Lulzsec en het lossere hackersverband Anonymous aan: hij maakt er geen deel van uit maar hangt wel rond op hun chatkanalen. Het is een boeiende tijd in hackersland: Anonymous-leden vallen de ene na de andere organisatie aan. Ze verklaren zich solidair met WikiLeaks, dat honderdduizenden diplomatieke berichten van de Amerikaanse overheid publiceert. De klokkenluiderssite van oprichter Julian Assange wordt door de betaaldiensten PayPal, Mastercard en VISA geblokkeerd. Het leidt tot een terugloop van donaties aan WikiLeaks. Daarop legt Anonymous met een DDoS-aanval de websites van PayPal en Mastercard plat. Geschatte schade: 5,5 miljoen dollar. Een van de leden moet er later in Engeland achttien maanden de cel voor in.

  Edwin voelt zich steeds zelfverzekerder door zijn buitenlandse contacten. Urenlang chat hij met mensen over de hele wereld over hoe een site te hacken. Rond het middaguur is de Australische Dwaan vaak online, bij wie het dan middernacht is. De twee jutten elkaar op. Bijvoorbeeld om deel te nemen aan de bekende hackersconferentie Defcon in Las Vegas.

  Dwaan: ‘Go to Defcon next year’

  xS: ‘Lol, why?’

  xS: ‘I’ll go each year’

  xS: ‘From now on’

  Dwaan: ‘I wanna try to go’

  Dwaan: ‘Because in 2013’

  Dwaan: ‘It will be on like a week after I turn 18. And it’s fucking epic’

  Waarna ze verder praten over alcohol, feesten, games en computers. Geregeld geeft Edwin af op het ‘normale’ leven en op de westerse maatschappij. Hij hekelt het materialisme en het vluchtige bestaan. ‘Het enige wat je nodig hebt, is water en voedsel om te overleven, maar iedereen lijkt enkel geïnteresseerd in materiële zaken,’ schrijft hij.

  Maar het gaat vooral over hacken. Dwaan schept weleens op over de plekken waar hij binnen is geweest. De jongens zien het als kattenkwaad: even laten zien dat je de beveiliging kunt omzeilen en dan weer weg. Ze stelen niet, dat doen de grote jongens. Zij kijken alleen. Zoals hangjongeren die even een gebouw binnengaan als ergens een deur openstaat. Langzaam kruipt ook Edwin uit z’n schulp. Hij wil zich bewijzen. Laten zien dat hij ook zelf wat kan.

  Heel technisch onderlegd is hij niet. Dat compenseert hij met bluf en logisch redeneren. In december 2011, Edwin is zeventien jaar, spreekt hij online met ‘Phed’. Die laat hem iets zien: een zogeheten exploit. Het is een stukje code dat beveiligingsgaten in netwerken benut om ergens toegang te krijgen, als een sleutel die op verouderde sloten past. Computernetwerken, zeker van grote bedrijven, steunen op vele soorten software. En in elk daarvan zitten wel fouten of gaten. Soms ontdekt, vaak nog onontdekt. Kent de maker van de software de gaten, dan zal hij die zo snel mogelijk proberen te dichten en een update aanbieden. Hackers speuren ondertussen naar dezelfde gaten en maken snel een sleutel, een exploit, om via het ontdekte gat naar binnen te komen.

  Edwin heeft nu iets in handen. Als een kwajongen die ’s avonds op zoek gaat naar een openstaand raam, speurt hij het internet af. Hij ‘scant’ netwerken om te zoeken wie de software met de gaten — in dit geval HP Data Protector — gebruikt. Dat doet hij door via Google handmatig op sites te zoeken: zoekterm ‘Data Protector’ en dan een specifieke website of specifiek ip-adres. Begin december 2011 is het raak. Edwin ziet dat een universiteit in Noorwegen de software gebruikt en de update, die de gaten moet dichten, nog niet heeft uitgevoerd.

  Hij pakt zijn exploit erbij, voert die uit en binnen een mum van tijd is-ie binnen. Hij kijkt nu rond in het netwerk van de Noorse universiteit NTNU en heeft zo de controle over zes computerservers. Opgewonden vertelt hij Dwaan over zijn verovering. Die reageert instemmend.

  Edwin gaat door. Hij krijgt ook de controle over een ‘supercomputer�
�� van de Universiteit van Tromsø. Hij kijkt er rond maar neemt niets mee. Het binnendringen is al spannend genoeg. Als hij eenmaal binnen is, voert hij een trucje uit. Hij installeert een zogeheten backdoor: een programma waardoor hij altijd van afstand toegang tot de computerserver blijft houden. Die software heeft hij van een website geplukt. Met een beetje slim googelen zijn dit soort middelen voor iedereen beschikbaar.

  Het gaat makkelijk en het levert Edwin in zijn nieuwe vriendenkring credits op. Dwaan reageert met enthousiaste uithalen op Edwins zegetocht: ‘Loooooooolll’ en ‘OMG!’ Edwin heeft de smaak te pakken. Op dezelfde manier als in Noorwegen zoekt hij ook in andere landen naar slachtoffers. De Universiteit Twente is de volgende, daarna een website in IJsland en vervolgens een universiteit in Japan. Edwin gaat de hele wereld over. Niemand houdt hem meer tegen. Zolang hij eerst keurig verbindt met de VPN-server die in Rusland staat, kan geen mens zien waar hij werkelijk vandaan komt.

  Edwin is niet zoals andere jongens die slordig zijn en foutjes maken. Die vergeten hun VPN-server aan te zetten. Nee, hij denkt goed na. Daarom snapt hij de zorgen van zijn ouders ook niet. Wanneer zijn vader Ruud hem een keer een artikel laat zien over een jonge hacker die is opgepakt, reageert Edwin korzelig: ‘Dat is gewoon hartstikke dom. Alleen de domme hackers laten zich pakken.’ Maar hij vertelt niet wat hij op zolder doet. Dat zouden zijn ouders nooit goedkeuren.

  Dat hij online op het net waardering krijgt voor zijn kunsten, vindt hij meer dan terecht. ‘Droppy’, een ‘vriend’, vraagt of hij de beveiliging van diens website wil doen. Droppy handelt in gestolen creditcards. xS hoeft alleen de opzet van zijn site in de gaten te houden en te controleren of alles loopt zoals het moet. Droppy zal hem er af en toe voor betalen. Hij doet het.

  ‘Naomi’, een chatvriendin uit Singapore die hij dagelijks spreekt, vraagt of YUI misschien haar werkgever lastig kan vallen. Ze is net ontslagen bij Singapore Press Holdings. Kan YUI de website aanvallen? YUI kan alles, dit is een klusje van niks, hij zal het laten zien.

 

‹ Prev