Ja, luidt het antwoord. ‘De NSA heeft geen toegang tot Somalische (…) communicatie’, aldus een Amerikaans document. De NSA helpt de MIVD en in ruil voor de apparatuur geeft de MIVD de inlichtingen die het verzamelt op het schip door aan de Amerikanen. Zo werkt dat tussen geheime diensten: voor wat hoort wat.
De NSA is blij met de Nederlandse inlichtingen. De Amerikanen voeren namelijk geheime operaties uit in Somalië: met onbemande vliegtuigen waaronder bommen hangen, bestoken ze de terroristische organisatie Al-Shabaab. Targeted killings noemen de Amerikanen dat: in feite zijn het standrechtelijke executies. Zonder enige vorm van proces sturen de VS vanuit een onbemand vliegtuig een raket op een terrorismeverdachte af. Het Nederlandse regeringsstandpunt is dat deze executies buiten oorlogsgebied illegaal zijn. Nederland steunt ze dus niet.
De Amerikanen vertrouwen bij hun geheime acties vooral op inlichtingen uit computers en telefoons, sigint dus. Zeker in Somalië, waar vandaan de dichtstbijzijnde Amerikaanse luchtmachtsbasis op ruim 1000 kilometer ligt in het iets noordelijker gelegen land Djibouti. In documenten die de Amerikaanse website The Intercept publiceert, staat dat de Amerikanen in 2011 en 2012 niet voldoen aan de minimumvereisten voor het verzamelen van betrouwbare inlichtingen. Voordat de verdachte wordt geliquideerd moet hij eerst worden gevolgd door een drone met camera om zo de bevestiging te krijgen dat hij daadwerkelijk is wie hij is. Door een tekort aan onbemande vliegtuigen en afstand van de basis in Djibouti gebeurt dat niet.
Het ontbreken van betrouwbare inlichtingen ondervangen de Amerikanen onder meer met een programma dat Armada Sweep heet, ‘a ship based collection system’. En dat is precies wat de MIVD doet.
Slimme computers van de NSA verwerken die onderschepte gesprekken razendsnel en maken netwerkanalyses waarin te zien is wie met wie in contact staat. Amerikaanse inlichtingendiensten, vertelt een bron aan The Intercept, selecteren hun doelwitten vervolgens op basis van deze netwerkanalyses. Ze koppelen een simkaart of IMEI-nummer — het unieke nummer van een telefoon — aan een persoon en brengen vervolgens de locaties van die telefoon in kaart. Zo krijgen de Amerikanen terrorismeverdachten letterlijk in hun vizier.
Ze slaan toe als ze een geschikt moment vinden. De Amerikaanse bron tegen The Intercept: ‘Als de bom landt (…), weten we dat de telefoon daar is. Maar we weten niet wie erachter zit of ’m vasthoudt.’ Een bom op een simkaart. In Jemen en Somalië wordt in meer dan de helft van de gevallen via metadata een doelwit gekozen. Een Amerikaanse dronepiloot bevestigt dit. ‘Dat wist ik omdat in de inlichtingenrapporten die ik na afloop van de executie las, stond: “Deze missie is gebaseerd op sigint.”’
Zondag 26 januari 2014 vindt zo’n Amerikaanse aanval plaats. CNN onderbreekt er een nieuwsuitzending voor: ‘We krijgen net details binnen van een aanval op een militante groep in het zuiden van Somalië,’ zegt de presentator. Het doelwit zou een hooggeplaatst persoon van de terroristische groepering Al-Shabaab zijn. Barbara Starr, verslaggever van CNN, meldt telefonisch dat het Amerikaanse leger ‘goede redenen’ had om hem aan te vallen.
*
‘Ik was die zondag 26 januari ook in het zuiden van Somalië,’ vertelt een Somalische herder. Met Volkskrant-collega Maud Effting zit ik in een bedompt zaaltje ergens in het centrum van Amsterdam.
Ik had een tijd niet meer aan Somalië en het afluisteren door de MIVD gedacht, was met andere verhalen bezig, toen een bron belde. Hij vertelde dat twee Somalische mannen slachtoffer waren van een Amerikaanse drone-aanval en dat ze in contact waren gekomen met Nederlandse advocaten.
Ik wilde de Somalische mannen graag zelf spreken. Naar Somalië gaan bleek nagenoeg uitgesloten: het is een oorlogsgebied en de Volkskrant zou duizenden euro’s kwijt zijn aan verzekeringen en beveiliging. Ook een videogesprek was moeilijk: daarvoor moesten de mannen van het zuiden van het land naar de hoofdstad Mogadishu. Een gevaarlijke reis die dagen duurde en waarvoor beveiliging nodig was. De enige optie was dat ze in een safehouse in de hoofdstad met een tolk en via Skype hun verhaal zouden doen.
De eerste man die we spreken, is Omar Mohammud Ali. Hij is een Somalische herder. Omar vertelt dat hij die bewuste zondag met zijn kudde van veertig schapen en geiten op een uitgestrekte vlakte rond de zuidelijke plaats Haaway liep. Zijn twee dochters Saharo (9) en Nimo (8) waren bij hem. De meisjes letten graag op de geiten.
Wanneer Omar vlak bij de weg tussen de steden Haaway en Baraawe is, hoort hij ineens auto’s aankomen. ‘Pick-ups,’ vertelt hij. ‘Het waren er veel. Minstens vijf of zes en ze reden heel hard. In de auto’s zaten mannen met wapens. Ik had ze daar al vaker gezien.’
Het zijn leden van Al-Shabaab. Omar verbergt zich achter een boom op tien meter van de weg. Al-Shabaab terroriseert geregeld de lokale bevolking. De groep ontvoert jonge mannen of steelt geld en vee. ‘Ga je verstoppen,’ roept Omar tegen zijn dochters. De meisjes rennen richting de bomen. Ze zijn nog niet halverwege als Omar overeind komt. Hij wil naar zijn dochters toe.
Dan, vanuit het niets, klinken oorverdovende knallen. Djoek. Djoek.
De grond trilt. Omar wil opkijken als er nog een klap volgt.
‘Papa!’ gilt Nimo. ‘Papá!’
Omar is geraakt. ‘Het voelde alsof er een steen door mijn been ging,’ zegt hij. ‘En er was iets met mijn hoofd gebeurd. Ik kon niets meer zien.’ Overal is rook, overal zijn grote wolken zand. Dan wordt het zwart.
Omar is met een bevriende herder in het gebied, Nuur Osman Gurey, die naast hem zit. Hij vertelt verder. Na de knallen ziet Nuur zwarte rook en hoge vlammen. Hij rent ernaartoe. Hij ziet terreinwagens branden en vindt Omar bewusteloos op de grond. In zijn hoofd zitten raketscherven, zijn been ligt open. Overal is bloed. Verderop liggen dode schapen, geiten en koeien.
Dan ziet hij tussen het dode vee de lichamen van Omars dochters. Nimo is getroffen in haar buik, maar ze leeft nog. Saharo is dood. Omars vriend Nuur pakt het lijkje op en draagt het al rennend kilometerslang naar de moeder. Andere leden van de stam zijn intussen toegesneld om de gewonden te helpen. Omar krijgt er niets van mee. Pas veel later ontwaakt hij in een ziekenhuisbed in het verderop gelegen stadje Merca. Daar hoort hij van zijn vrouw dat zijn beide dochters zijn omgekomen bij de aanslag. Nimo is overleden aan inwendige bloedingen.
Het been van Omar is er slecht aan toe. De dokters willen het amputeren, maar dat betekent dat hij geen herder meer kan zijn. Hij weigert dagenlang. Als het been uiteindelijk zwart ziet, geeft hij toe. Geld voor een prothese is er niet. Hij krijgt krukken mee.
Over het lot van getroffen herders als Omar is nauwelijks iets bekend in het Westen. Media kunnen geen onderzoek doen in het gevaarlijke Somalië. Ze zijn afhankelijk van wat bronnen bij het Amerikaanse leger ze vertellen. En als die al iets over hun geheime missies in Somalië loslaten — zoals tegen CNN — dan gaat het niet over burgerslachtoffers. Terrorismebestrijding is ook pr; je benadrukt de successen, niet de nevenschade.
Omar is het persoonlijke verhaal achter de inlichtingendeal tussen de Nederlandse MIVD en de Amerikaanse NSA. Zijn trieste relaas laat zien wat de gevolgen zijn van een heilig vertrouwen in de techniek. Op welke inlichtingen baseerden de Amerikanen zich toen ze hun raket afvuurden? Al-Shabaab-leider Godane, volgens Amerikaanse bronnen was hij het doelwit van de aanval, werd niet gedood. Het is zelfs de vraag of hij überhaupt in de buurt was. Deze kwestie roept ingewikkelde vragen op: is Nederland verantwoordelijk voor wat de Amerikanen met Nederlandse inlichtingen doen? Of, nog een stap verder: is Nederland medeverantwoordelijk voor de dood van Omars dochters?
Geheime diensten houden hun lippen stijf op elkaar. Als we naar de MIVD gaan voor weerwoord, is de reactie kribbig. Twee analisten zijn duidelijk geërgerd dat we documenten over interceptie bij Somalië in handen hebben. Die informatie is staatsgeheim en hoort niet bij ons, vinden ze. Wij op onze beurt vinden dat hun weerwoord belangrijk is — ook om te voorkomen dat we documenten publiceren waarop informatie staat die legitieme operaties kan verstoren.
Maar de MIVD-analisten willen niets kwijt. Ook niet welke informatie volgens hen te gevoelig is of mensenlevens in gevaar kan brengen. Zouden ze dat wel
zeggen, zo is hun redenering, dan onthullen ze nieuwe staatsgeheimen. Het leidt tot een ongemakkelijke impasse, totdat de woordvoerder van Defensie een oplossing bedenkt: de journalisten moeten buiten wachten, de analisten vertellen hém welke informatie legitieme operaties verstoort, waarna hij het ons zal meedelen. Maar ook na deze truc blijft de spanning, want wij willen niet toezeggen dat we informatie gaan censureren. De MIVD is er niet gerust op. De volgende dag dreigen woordvoerders met een kort geding om publicatie tegen te houden. Uiteindelijk zet Defensie niet door.
Of er inderdaad Nederlandse inlichtingen gebruikt zijn bij de aanval waar Omar en zijn dochters slachtoffer van werden, zal onbekend blijven: geheime diensten vertellen elkaar niet wat ze met de inlichtingen doen. Zoals de Nederlanders hun methoden geheimhouden, zo doen Amerikanen dat ook. Om procedures te beschermen en omdat ze geloven dat het de veiligste manier van werken is. Als inlichtingen of methoden uitlekken, kan dat mensen in gevaar brengen en een tegenstander helpen. Het belang van de staat weegt zwaarder dan het belang van een individu.
Desondanks neemt de Tweede Kamer eind 2013 een motie aan waarin wordt verzocht om ‘expliciet als voorwaarde voor het delen van inlichtingen te stellen dat deze niet gebruikt worden voor illegale targeted killings’. Hiermee wil de Kamer verhinderen dat Nederlandse inlichtingen gebruikt worden bij een aanval zoals op Omar. Minister van Defensie Jeanine Hennis zegt toe de motie uit te voeren. Alleen: de Nederlandse overheid kán helemaal niet bepalen wat Amerikanen met hun informatie doen. Het staat de NSA volledig vrij de inlichtingen naar eigen inzicht te gebruiken. Dat weet Hennis, die politiek verantwoordelijk is voor de MIVD. Ook al zou de NSA vooraf beloven de Nederlandse inlichtingen niet voor targeted killings te gebruiken, is controle van die toezegging uitgesloten: de NSA geeft niemand toegang tot systemen. Zoals de MIVD of AIVD ook geen Amerikanen in Nederlandse systemen zou toestaan. Hennis’ belofte is daarmee niets waard.
Toch is het voor de politiek de enige manier om een zekere mate van controle op het werk van geheime diensten te houden. In de jaren daarna zal de toezichthouder strenger toezien op het delen van informatie met buitenlandse partners. Er komen zogeheten ‘wegingsnotities’ om te bepalen of een land zich aan mensenrechtenverdragen houdt voordat er inlichtingen uitgewisseld worden.
Omar was de ongelukkige getuige van een afrekening door Amerikaanse geheime diensten. Zijn tragische lot is ook een gevolg van de voortschrijdende technologie. De Amerikanen zijn na 11 september wereldwijd de oorlog tegen terrorisme gaan opvoeren. Drones zijn daarbij onmisbaar geworden.
Ik heb de werking ervan met eigen ogen gezien. Amerikaanse piloten zitten in gekoelde containers op luchtmachtbases in Nevada en New Mexico en kijken naar beeldschermen. Met een joystick besturen ze een vliegtuig dat tienduizend kilometer verderop boven landen als Pakistan, Afghanistan, Jemen en Somalië vliegt. Het vliegtuig is niet zichtbaar vanaf de grond, maar de militairen in de containers in de Verenigde Staten die ze besturen kijken wél mee met het leven op straat beneden. De camera van de drone is zo scherp dat hij een voetbal tussen spelende kinderen kan herkennen.
De militairen zitten acht tot tien uur in hun stoelen. Met z’n tweeën besturen ze één drone: de een houdt het ding in de lucht, de ander hanteert de sensor die bepaalt waar een raket neerkomt. Via hun koptelefoons krijgen ze instructies van inlichtingenmedewerkers: ‘ga nu naar die stad’, ‘blijf deze personen volgen’ of ‘nu uitschakelen’. Ze kennen deze inlichtingenmedewerkers, vaak van de CIA, niet en weten ook niet waar die zich bevinden. Met een druk op een knop kunnen ze een Hellfire-raket lanceren die in 15 seconden en met 1500 kilometer per uur naar beneden stort. Na hun shift stappen ze de gekoelde containers uit, de hete woestijnlucht in. Drinken ze met collega’s een cola, halen kinderen van school en kijken thuis een Netflix-serie.
Het is geen wonder dat Amerikanen er dol op zijn: zonder gevaar voor Amerikaanse slachtoffers kunnen de onbemande vliegtuigen wereldwijd terroristen uitschakelen. President Barack Obama voerde het aantal aanvallen met drones tijdens zijn presidentschap enorm op. Volgens hem zijn de executies ‘preciezer’ en ‘effectiever’ dan wanneer Amerikaanse militairen ze ter plekke uit zouden voeren.
Maar er is ook een keerzijde. De CIA en het Amerikaanse leger die de aanvallen uitvoeren, doen geen mededelingen over de burgerslachtoffers. Een dronepiloot vertelt dat hij in Afghanistan een huis in de gaten moest houden. Na een paar uur krijgt hij de opdracht om te vuren. Er zou een hoge Talibanleider aanwezig zijn. Hij richt de sensor op de hoek van het huis, de raket suist naar beneden. Vlak voor de inslag ziet hij iets bewegen. Er rent iets rond het huis. De raket slaat in en als de rookwolk is opgelost staat er niets meer. Het huis is verwoest. ‘Was dat een kind?’ vraagt de piloot aan een inlichtingenmedewerker die ergens ter wereld meekijkt. Die antwoordt: ‘Schrijf het rapport. Het was een hond.’ De piloot weet zeker dat het een kind was. Zijn team doodt in zes jaar tijd 1626 personen.
Het internationale onderzoekscollectief The Bureau of Investigative Journalism probeert het aantal burgerdoden sinds 2004 door schattingen en ooggetuigenverslagen bij te houden. De laatste stand: 6786 bevestigde aanvallen met onbemande vliegtuigen, rond de 10.000 personen gedood, van wie tussen de 800 en 1700 burgerdoden en minimaal 253 gedode kinderen.
Vaak is onduidelijk of het doelwit überhaupt getroffen wordt. Zo ook bij de aanval waar Omar het slachtoffer van werd. Inlichtingen hadden uitgewezen dat Al-Shabaab-leider Godane in een van de terreinwagens moest zitten. Vervolgens drukten de piloten in de Verenigde Staten op de knop. Godane werd niet gedood — twee onschuldige meisjes wel.
*
Robin en ik sturen elkaar nu al tweeënhalf jaar berichten. De zoektocht verloopt moeizaam. Haast niemand in Nederland blijkt het Australische Appen te kennen. Op LinkedIn vind ik andere Nederlandse oud-medewerkers van Appen. Ze zijn huiverig om af te spreken met een journalist. Hoewel ze niet meer voor het bedrijf werken, kunnen ze niets zeggen omdat ze een geheimhoudingsverklaring hebben getekend.
Dan maar een andere route. Als niemand Appen kent of er iets over wil zeggen, kunnen deskundigen misschien een mogelijke verklaring geven waarom Nederlandse privégesprekken door Robin in Engeland zijn beluisterd en getranscribeerd. Eerst spreek ik speech-to-text-expert Ralph Biesbrouck, die met vergelijkbare software werkt. Hij vertelt dat hij nooit aan het soort ruwe databestanden kan komen waarover Robin vertelt. ‘Waarom Appen dat wel kan, is speculeren.’ Volgens hem zijn geheime diensten buitengewoon geïnteresseerd in het omzetten van spraak naar tekst.
Het is een voor de hand liggende gedachte: de techniek stelt inlichtingendiensten in staat om steeds meer gesprekken te onderscheppen, maar het beluisteren daarvan kost net zoveel tijd als vroeger. Teksten daarentegen zijn eenvoudig geautomatiseerd te doorzoeken op steekwoorden.
Een voorbeeld: als Nederland het leger naar de Afghaanse provincie Uruzgan stuurt, rekruteert de MIVD dertig personen die Dari-Perzisch spreken. Om ervoor te zorgen dat deze mensen, van wie sommigen asielzoekers, met vertrouwelijke informatie om kunnen gaan en ze zich écht aan de dienst binden, krijgen familieleden ook een verblijfsvergunning. En dit blijkt een troefkaart.
De NSA, een organisatie met een budget dat even groot is als dat van het hele Nederlandse ministerie van Defensie, kampt met een tekort aan goede vertalers. Nederland speelt daar handig op in: als de NSA afgetapte gesprekken aan Nederland doorgeeft, zal de MIVD de informatie in Nederland vertalen. Op deze manier krijgt de MIVD tijdelijk exclusieve toegang tot de inlichtingen van de machtige Amerikanen. Technici zorgen voor een beveiligde kabelverbinding op de bodem van de Atlantische Oceaan.
Maar machines vertalen sneller dan tolken en daarom proberen geheime diensten dit proces al langer te automatiseren. Als ik inlichtingenexpert Constant Hijzen met het verhaal van Robin confronteer, denkt hij meteen aan een geheime dienst. ‘Grotere geheime diensten hebben moeite met het verwerken van data. Het is logisch dat zij software willen ontwikkelen om die data sneller te kunnen gebruiken.’ Maar Appen is toch geen geheime dienst, werp ik tegen. Dat klopt, zegt Hijzen. ‘Maar Britse en Amerikaanse diensten we
rken geregeld samen met het bedrijfsleven.’
Ik bel ook twee personen die bij grote telecombedrijven werken en bekend zijn met aftapverplichtingen. Zij mogen alleen anoniem hun verhaal doen en zijn eensgezind: gesprekken en data van hun klanten mogen onder geen beding aan derde partijen worden doorgegeven, behalve als het politie- of veiligheidsdiensten zijn. Zij kunnen onafhankelijk van elkaar maar één scenario bedenken waarom het gesprek van de ex-vriend van Robin bij Appen terecht is gekomen: een geheime dienst heeft ergens Vodafone-communicatie afgetapt en aan Appen verstrekt om de software die data omzet in tekst beter te maken.
Tot slot wend ik mij tot René Pluijmers. Hij is telecomexpert van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau en wordt vaak geconsulteerd in rechtszaken. Digitaal bewijs wordt steeds belangrijker in de rechtszaal. Maar rechters zijn volgens Pluijmers mensen met veelal een alfa-achtergrond; ze hebben te weinig kennis om de techniek goed te doorgronden. Hij geeft een voorbeeld. Na een schietpartij pakt de politie een man op die door getuigen als dader is aangewezen. De man verklaart zelf tijdens het incident met een vriend gebeld te hebben. Een leugen volgens de politie: haar onderzoek wijst uit dat zijn telefoon geen contact heeft gemaakt met de dichtstbijzijnde telefoonmast. En dat hij dus niet heeft gebeld.
Pluijmers voert op verzoek van de advocaat een second opinion uit. ‘Ik zag dat zijn telefoon ook met een andere mast contact kon hebben. Beide signalen waren even sterk. De meting van de politie was dus niet zorgvuldig.’ Mede door Pluijmers’ onderzoek wordt de verdachte vrijgesproken. ‘Anders was hij zeker veroordeeld. Dat is een schokkende constatering.’
Het is oorlog maar niemand die het ziet Page 10